Het leek me toch wel leuk om een paar traditionele quiltpatronen te verwerken in mijn lappendeken. Dit patroon heet: log cabin, oftewel blokhut. Hiervoor gebruikte ik allemaal restjes: een reepje van een linnen broek waarvan ik een rokje had gemaakt, een stukje dekbedovertrek en restjes stof van kledingstukken die ik zelf naaide, waaronder mijn middeleeuwse trouwjurk. In het midden van het patroon zit een klein stukje nepbont: de beer in de blokhut. Is het een echte beer of is het een man in een bontjas die een scheerbeurt nodig heeft?
Ik zag ooit op televisie een fantastische tekenfilm getiteld The bear that wasn’t. De film is in alle opzichten geweldig: het verhaal, de tekenstijl, de muziek, de boodschap. Een paar jaar geleden ontdekte ik dat het een verfilming is van een prentenboek van Frank Tashlin. In de ramsj vond ik de Nederlandse vertaling van Hafid Bouazza: De beer die geen beer was.
Je hoort vaak mensen zeggen dat ze boeken niet in vertaling willen lezen, omdat het origineel beter zou zijn. Daar ben ik het niet mee eens. Er bestaan vast slechte vertalingen, maar bij de romans waarvan ik zowel de Nederlandse vertaling als het origineel heb gelezen, slaagde de vertaler er helemaal in om de stijl en toon van de auteur te evenaren. In dit geval vind ik alleen de Nederlandse titel niet helemaal bevredigend. Maar ik weet eerlijk gezegd ook niet hoe het beter zou kunnen. De woorden the bear that wasn’t roepen bij mij niet alleen het beeld op van een beer die geen beer was, maar ook van een beer die niet wás, die niet bestond. Dankzij de Engelse titel vraag ik mij af: als het wezen van de beer niet wordt erkend en hij zelf ook niet meer in zijn eigen aard gelooft, bestaat hij dan nog?