Circusolifant

Vorig jaar vond ik in een tweedehandsboekwinkel in Deventer een cursusboek voor het maken van kunstzinnige wandtapijten: het Art Quilt Workbook van Jane Dávila en Elin Waterston. In 11 lessen leer je verschillende technieken. Het is de bedoeling dat je een thema kiest en elke les een werkje maakt met dat thema, zodat je aan het eind een hele serie hebt. Nu ben ik nogal eigenwijs. Als er geen docent in de buurt is, dan denk ik al snel: deze opdracht sla ik over, want ik vind hem niet zo leuk. Maar dit keer startte ik netjes volgens het boekje.

De cursus begint met uitleg over kleur en compositie. Eén van de opdrachten is dat je een voorwerp moet natekenen zonder je potlood van het papier te lichten en zonder naar je papier te kijken. Ik koos als voorwerp een oude spaarpot die altijd op mijn werktafel staat. Ik heb stiekem een klein beetje gesjoemeld en het resultaat was wel leuk. Toen dacht ik: als ik dáár nou eens een lapje van maak.

Geappliceerde olifant met aap op de rug met daar overheen een geborduurde lijntekening van dezelfde figuren.

Ik tekende de omtrek van de olifant en de aap na en trok dat over op patroonpapier. Toen dook ik in mijn lappenmand. Voor de olifant vond ik een stukje nepleer dat een zelfde soort textuur lijkt te hebben als de huid van een echte olifant. Voor de aap vond ik een stukje nepsuede. De achtergrond is een rest van een overhemd uit de lappenmand van mijn schoonmoeder. Ik lijmde de patronen op de achterkant van de stof. Op die manier was het makkelijker om de vormen uit te knippen. Vervolgens naaide ik de applicaties op met een festonsteek. Daarna kwam de blinde tekening.

Als dit een klein wandkleedje was geweest, had ik die getekende lijn gebruikt voor het eigenlijke quilten: het op elkaar stikken van de bovenlaag, de vulling en de onderlaag. Maar omdat het nog heel lang duurt voor ik aan het quilten toe ben (nog meer dan 100 lapjes te gaan!), heb ik de blinde tekening er gewoon op geborduurd. Ik heb de lijnen overtrokken op patroonpapier en dat op de olifant en de aap gespeld. Het overtrekpapier bleek niet doorzichtig genoeg om te kunnen zien of ik binnen de lijntjes van de applicatie bleef. Dat was dus een mooie echo van het blind tekenen.

De olifant bracht me ook op het idee voor een thema. De spaarpot had ik als kind cadeau gekregen van mijn vader en hij had hem zelf ook weer van zíjn vader. Een erfstuk dus. Een mooi thema voor een serie lapjes.

Bed of roses

“I wanna lay you down in a bed of roses” klonk de stem van Jon Bon Jovi in mijn tienerkamer. Op mijn bed lag een dekbedovertrek met roosjes van Marjolein Bastin. Cadeautje van mijn oma, waarschijnlijk besteld uit de Libelle. Het mooie stofje paste totaal niet bij het kleurenschema van mijn ‘blauwe suite’, maar dat maakte mij niks uit. Ik heb net zolang in mijn rozenbed geslapen tot de stof helemaal doorgesleten was en daarna heb ik de goede delen hergebruikt in een nieuw dekbedovertrek. En toen kon ik het nóg niet over mijn hart verkrijgen om de restjes weg te gooien. Ik stopte ze in mijn lappenmand.

Bij een romantisch stofje hoort een romantisch patroontje. De keuze viel op een traditioneel patroon dat bekend staat als English wedding ring en single wedding ring. Maar het naaien ervan was helaas niet allemaal rozengeur en maneschijn! Ik heb het mezelf natuurlijk ook extra moeilijk gemaakt door twee stofjes te kiezen van verschillende materialen en diktes. Als beginner maak je dat soort fouten. Nou ja, dan maar niet perfect.

Lapje met traditioneel patroon 'English wedding ring'.

Beer in de blokhut

Quilt in log cabin patroon

Het leek me toch wel leuk om een paar traditionele quiltpatronen te verwerken in mijn lappendeken. Dit patroon heet: log cabin, oftewel blokhut. Hiervoor gebruikte ik allemaal restjes: een reepje van een linnen broek waarvan ik een rokje had gemaakt, een stukje dekbedovertrek en restjes stof van kledingstukken die ik zelf naaide, waaronder mijn middeleeuwse trouwjurk. In het midden van het patroon zit een klein stukje nepbont: de beer in de blokhut. Is het een echte beer of is het een man in een bontjas die een scheerbeurt nodig heeft?

Ik zag ooit op televisie een fantastische tekenfilm getiteld The bear that wasn’t. De film is in alle opzichten geweldig: het verhaal, de tekenstijl, de muziek, de boodschap. Een paar jaar geleden ontdekte ik dat het een verfilming is van een prentenboek van Frank Tashlin. In de ramsj vond ik de Nederlandse vertaling van Hafid Bouazza: De beer die geen beer was.

Je hoort vaak mensen zeggen dat ze boeken niet in vertaling willen lezen, omdat het origineel beter zou zijn. Daar ben ik het niet mee eens. Er bestaan vast slechte vertalingen, maar bij de romans waarvan ik zowel de Nederlandse vertaling als het origineel heb gelezen, slaagde de vertaler er helemaal in om de stijl en toon van de auteur te evenaren. In dit geval vind ik alleen de Nederlandse titel niet helemaal bevredigend. Maar ik weet eerlijk gezegd ook niet hoe het beter zou kunnen. De woorden the bear that wasn’t roepen bij mij niet alleen het beeld op van een beer die geen beer was, maar ook van een beer die niet wás, die niet bestond. Dankzij de Engelse titel vraag ik mij af: als het wezen van de beer niet wordt erkend en hij zelf ook niet meer in zijn eigen aard gelooft, bestaat hij dan nog?

Gun je oude jas een nieuwe zomer

Ik heb mijn witte zomerjas al minstens 15 jaar. Dat weet ik zo zeker omdat ik hem draag op de foto die achterop het boekje Toverrecepten uit de Middeleeuwen staat. Hoe kan het dat hij al zo lang meegaat? Nou, het is geen wonderjas. Hij slijt en hij rafelt en er komen gaten in. De knopen laten los en de naden gaan open. (Die laatste twee problemen komen vooral doordat ik de laatste jaren eindelijk iets dikker ben geworden.) Nee, het geheim is dat ik zo gehecht ben aan mijn zomerjas dat ik hem steeds repareer.

Witte zomerjas
Mijn zomerjas toen hij nog geen reparaties nodig had. Foto: Riekje.

Materiaalkeuze

Het eerste wat je nodig hebt als je een kledingstuk wilt repareren, is nieuwe stof. Je kunt proberen iets te vinden in precies dezelfde kleur, of juist in een contrasterende kleur. Het belangrijkste is dat de stof van vergelijkbaar materiaal is, zodat het evenveel rekt bij het dragen en in de zelfde mate krimpt bij het wassen. Mijn jas is van stevige katoen. In mijn lappenvoorraad zat toevallig een bijpassende stevige interieurstof. Die had ik ooit meegenomen uit de opruimingsbak van een warenhuis, minstens twintig jaar geleden, toen ik alleen nog maar dróómde van naaien. Een deel van de stof had ik sindsdien gebruikt voor de onderrok van mijn trouwjurk, maar er was nog heel veel over. De kleur en textuur sluiten heel goed aan bij mijn jas. Het grootste verschil is dat de nieuwe stof een subtiel glanzend bloemenpatroon heeft dat bij een bepaalde lichtval zichtbaar wordt.

Het repareren van rafelranden

Het eerste slijtageprobleem dat zich voordeed was het rafelen van de manchetten en de onderrand van de voor- en achterpanden. Het repareren daarvan is niet heel moeilijk. Als je wel eens vaker iets genaaid hebt, kun je dit. Je knipt de oude zoom eraf en naait er een nieuwe lap overheen die de rafels aan de goede en de verkeerde kant bedekt. Bij een mouw gaat dat zo:

  1. Torn de zoom los en vouw hem open.
  2. Knip de omgeslagen zoom af. Je knipt dus precies op de rafelrand.
  3. Bepaal hoe groot de lap voor de nieuwe zoom moet worden: Meet de omtrek van de mouw en tel er 3 cm bij op. Dit is wordt de lengte van de lap. Bepaal de breedte van de zoom, vermenigvuldig met 2 en tel er 3 cm bij op. Dit wordt de breedte van de lap. Knip de lap voor de nieuwe zoom volgens de berekening.
Instructie bij stap 3: Patroon voor een nieuwe zoom met vouwlijnen.
Stap 3: Patroon voor een nieuwe zoom met vouwlijnen. De letter l geeft de lengte van de oude zoom aan, b de breedte. De verticale pijlen lopen over de middenvouw.
  1. Leg de nieuwe stof met de goede kant naar beneden op tafel. Vouw de lap over de hele lengte dubbel (verkeerde kanten tegen elkaar), speld vast en strijk de vouw erin met een strijkijzer. Het strijken is een belangrijke stap die je niet moet overslaan! Het zorgt ervoor dat je naaiwerk veel mooier en strakker wordt.
  2. Leg de stof weer open met de goede kant naar beneden. Vouw nu over de hele lengte een strook van 1,5 cm naar binnen (verkeerde kanten tegen elkaar). Speld de strook vast en strijk plat met het strijkijzer. Dit is de naadtoeslag voor de buitenkant van de mouw. Vouw aan de andere kant over de hele lengte een strook van 2 cm naar binnen (verkeerde kanten tegen elkaar). Speld de strook vast en strijk plat. Dit is de naadtoeslag voor de binnenkant van de mouw. Waarom niet aan beide kanten evenveel naadtoeslag? De zoom wordt aan de buitenkant 5 mm breder dan aan de binnenkant. We naaien eerst de binnenkant en dan de buitenkant. Zo gaat elke naad door 3 stoflagen en is aan de buitenkant van de mouw maar één naad zichtbaar. Je kunt ook de naadtoeslagen even breed maken, maar dan is het gevolg dat je door 5 stoflagen tegelijk moet naaien en dat kan mijn machine niet aan.
Instructie bij stap 5: het naar binnen strijken van de naadtoeslagen.
Stap 5: De naadtoeslagen van de stof worden naar binnen gestreken, zoals het patroon hier gevouwen is. De groene kant stelt de goede kant van de stof voor.
  1. Heeft je naaimachine een vrije arm, dan kun je de mouw rondom naaien. Ga verder bij stap 7. Heb je zo’n antieke machine als ik, dan kan dat niet. Torn dan nu de mouwnaad een stuk los zodat je mouw straks opengevouwen en plat op je naaimachine kunt leggen. Sla stap 7 over en ga verder bij stap 8.
  2. Leg de stof weer open maar dit keer met de verkeerde kant naar beneden. Vouw nu de stof over de breedte dubbel. Speld vast en stik op 1,5 cm van de rand. Strijk de naad open. Je hebt nu een lus gemaakt die over de mouw heen past en alle rafels aan binnen- en buitenkant verbergt.
  3. Draai de mouw binnenstebuiten. Vouw de nieuwe zoom om de mouw met de goede kant van de stof naar buiten. Het gedeelte met de naadtoeslag van 2 cm komt aan de verkeerde kant van de mouw, die nu aan de buitenkant zit. Speld de stof eerst op een paar plekken bij de rafelrand vast zodat hij niet kan schuiven. Vouw de 2 cm brede naadtoeslag tussen de nieuwe stof en de oude stof en speld vast.
  4. Haal de spelden bij de rafelrand los en vouw de omgeslagen zoom open, zodat je hem niet meestikt als je gaat naaien. Stik vlak langs de rand van de omgevouwen naadtoeslag.
  5. Keer de mouw weer met de goede kant naar buiten. Vouw de zoom eromheen en speld op een paar plekken vast. Als je een strak resultaat wilt, kun je het beste nu de uiterste rand van de mouw goed glad strijken met een strijkijzer.
Instructie bij stap 8: hoe de nieuwe zoom om het kledingstuk gevouwen moet worden.
Stap 8: De nieuwe zoom wordt om het kledingstuk gevouwen. De groene kant van het patroon stelt de goede kant van de stof voor, de witte kant van het patroon stelt de verkeerde kant voor.
  1. Vouw de 1,5 cm brede naadtoeslag tussen de nieuwe stof en de oude stof en speld vast. Stik vlak langs de rand van de omgevouwen naadtoeslag.
  2. Als je naaimachine een vrije arm heeft, ben je nu klaar met je eerste mouw. Heb je een antieke machine, dan moet je de mouw nog dichtnaaien en de naadtoeslag aan de binnenzijde van de mouw afwerken.
  3. Bewonder het resultaat en herhaal alle stappen voor de tweede mouw.

Wat te doen bij gaten in het midden?

Vorig jaar sprong er onder de oksel een naad open. Doordat ik ben aangekomen, staat er meer spanning op de naad en is de naadtoeslag gaan rafelen. Als ik hem dichtnaai zoals hij was, zal hij al snel weer openspringen. Daarom is het beter om het kapotte deel helemaal te bedekken of te vervangen. Dat kan iets moeilijker zijn dan de vorige reparatie, maar het is nog steeds goed te doen voor een amateur.

Foto van de oksel van de jas, met gat, rafels en losse naden.

Begin met het lostornen van het beschadigde pand. Dan kun je goed zien wat de beste reparatieoptie is. Je kunt ervoor kiezen om een heel pand te vervangen. Dat gaat zo:

  1. Torn alle naden rondom het hele pand los.
  2. Leg het pand op de nieuwe stof. (Let op: beide met de goede kant boven of beide met de verkeerde kant boven!) Speld vast. Teken de omtrek van het pand af op de nieuwe stof, of knip direct langs de rand van het oude pand.
  3. Speld het nieuwe pand op het kledingstuk en naai alle naden weer dicht.

Een deel van een pand vervangen

Je kunt ook een deel van een pand vervangen. Dan heb je minder stof nodig, maar de reparatie is wel meer zichtbaar. In het geval van mijn zomerjas zijn er eigenlijk vier panden die slijtage vertonen: het voorpand, het zijpand, het achterpand en de mouw. Je kunt al die delen een stukje loshalen en vervolgens elk pand afzonderlijk repareren, maar dat is best veel werk en deze jas is inmiddels wel erg oud. Daarom ging ik voor de gemakkelijke oplossing. Ik heb het voor-, zij- en achterpand benaderd alsof ze één deel zijn. Ik heb ze goed plat gestreken op mijn tafel en een stuk nieuwe stof eronder gelegd. Vervolgens heb ik het mouwgat afgetekend op de stof. (Let op dat je het kledingstuk en de reparatiestof allebei met de goede kant boven hebt, of juist allebei met de verkeerde kant. Anders past het misschien niet, want een mouwgat is meestal niet symmetrisch.) Ik knipte een mooie kromme strook uit de stof van ongeveer 4 cm breed. Doordat het een smalle reep is, blijft de getailleerde pasvorm van de jas intact.

Een deel van een pand vervangen gaat zo:

  1. Torn alle naden rondom het te vervangen deel los.
  2. Leg je kledingstuk met de goede kant boven op tafel. Neem een stuk nieuwe stof dat groter is dan het te vervangen deel. Leg de nieuwe stof met de goede kant boven op het pand. Bepaal waar je de grens tussen de oude en de nieuwe stof wilt hebben en laat de nieuwe stof daar 1 cm overheen vallen. Speld de stoffen op een paar hoeken aan elkaar zodat ze niet kunnen schuiven.
  3. Vouw de overstekende 1cm van de nieuwe stof tussen de oude en nieuwe stof, en speld deze rand vast. Naai zo dicht mogelijk bij de rand.
Foto van de reparatie onder de oksel, het resultaat van stap 3.
Het resultaat van stap 3.
  1. Leg het kledingstuk met de goede kant naar beneden op tafel. De nieuwe stof steekt aan drie kanten uit langs het pand. Knip deze stroken langs het pand af.
  2. Bepaal nu of je de oude stof met gaten en rafels onder de nieuwe stof wilt laten zitten. Als je de oude stof eronder laat zitten, heb je dus in het hele gerepareerde deel een dubbele laag stof: nieuwe stof aan de goed kant, oude stof met gaten aan de verkeerde kant. Als je de oude stof afknipt, heb je alleen een dubbele laag stof in de naadtoeslag aan de verkeerde kant van de jas. Als je hem afknipt kun je dat op meerdere manieren afwerken. Je kunt de naadtoeslagen met een lockmachine of een zigzagsteek aan elkaar naaien. Je kunt ook een jeansnaad maken.
  3. Speld het gerepareerde pand vast en naai alle naden weer dicht.
  4. Werk de naadtoeslagen aan de verkeerde kant af, hetzij door te locken of te zigzaggen, hetzij met een jeansnaad.

Waarschuwing

Hoe meer liefde en energie je in je zomerjas steekt, hoe moeilijker het wordt om er uiteindelijk afscheid van te nemen!

Stop. Niet weggooien!

Bij het verschonen van het beddengoed, viel het me eens op dat een dekbedovertrek vooral aan het hoofdeinde slijt. Het middenstuk en het voeteneind worden veel minder snel dun. Wanneer het grootste deel dus nog goed is, moet je het toch weggooien. Wat een verspilling!

Toen herinnerde ik mij iets dat ik ooit ergens had opgevangen: Vroeger, toen er nog geen dekbedden waren en de bedden nog werden opgemaakt met losse dekens en lakens, was men veel zuiniger met textiel. Als het hoofdeinde van een laken te dun was geworden, knipten onze grootmoeders het versleten stuk eraf en naaiden er een nieuwe strook aan vast. Ik bedacht me dat zoiets met moderne dekbedovertrekken ook best uitvoerbaar is. Dus bewaarde ik mijn versleten overtrekken en toen ik er vier bij elkaar had gespaard, knipte ik de nog goede delen eraf en maakte ik daarvan twee nieuwe patchwork overtrekken.

Dekbedovertrek gemaakt van verschillende lappen

Maar als je vier dekbedovertrekken vervangt door twee, dan kom je er natuurlijk nog steeds twee te kort. Daarom kocht ik ook twee nieuwe, van biologisch katoen. Dat kostte wel wat extra, maar ik had ook juist geld bespaard door twee overtrekken zelf te maken.

Voor de versleten stukken vond ik trouwens ook nog een bestemming uit de oude doos. Als je van oude lappen smalle repen knipt, kun je daarvan weer iets nieuws haken, bijvoorbeeld een vloerkleedje. Nu had ik helemaal geen vloerkleedje nodig, maar in een boek met haakideeën zag ik iets wat ik wel nodig had: pantoffels. Ze zijn niet helemaal zo mooi geworden als ik voor ogen had, maar ze zaten wel heel lekker.

Pantoffels gehaakt van reepjes stof

Andere ideeën voor hergebruik van huishoudtextiel:

  • Dekbedovertrek: Van de stukken die nog goed zijn, kun je natuurlijk ook kussenslopen maken.
  • Handdoek: Als er dunne stukken of gaten zijn ontstaan, zitten daar meestal nog wel een paar goede stukken tussen die groot genoeg zijn een washandje of een vaatdoek.

(Komt dit verhaaltje je bekend voor? Dat kan. Ik publiceerde het in 2013 op mijn vorige blog De groene postzegel.)

Hoeveel dozijn is een capsule?

Elke herfstvakantie maak ik mijn kledingkast schoon en wissel ik mijn zomer- en winterkleren om. Ik deel de kledingkast met mijn man, dus er is niet genoeg ruimte voor al mijn kleren. Maar dat geeft niet want in de zomer draag ik toch geen dikke wollen truien en in de winter geen dunne mouwloze jurkjes. De tweejaarlijkse kledingruil vind ik altijd een fijne klus. Ik geniet van het weerzien met favoriete items en het zorgvuldig opbergen van lievelingsstukken.

Het koesteren van je kleding is een belangrijk ingrediënt van een duurzame garderobe. Er is de afgelopen jaren al veel geschreven over de negatieve impact van onze modeverslaving. Kort samengevat: Het produceren van een kledingstuk belast het milieu. Polyester kleding is gemaakt van aardolie en stoot microplastics uit. Bij de productie van katoen worden veel bestrijdingsmiddelen en water gebruikt. En dan hebben we het nog niet gehad over de schade van het verven of de uitbuiting van textielarbeiders. Eigenlijk zijn alleen de kleren van de keizer zijn zonder impact. Alhoewel – als het betekent dat je verwarming dan hoger moet zetten… De eerste stap is dus zorgen dat die schade niet voor niets is geweest. Als je echt een verschil wilt maken, moet je volgens mij beginnen met het koesteren van wat je hebt door het te dragen.

Een andere manier van koesteren is goed voor je kleren zorgen. Textiel slijt van wassen. Daarom was ik mijn kleren niet meer dan nodig is. Zo draag ik bijvoorbeeld altijd T-shirts onder mijn truien. Het T-shirt gaat na één of twee dagen in de was. De trui hang ik een paar uurtjes op het balkon. Meestal ruikt hij daarna weer fris. Veel van mijn kleren gaan zo al jaren mee. Een van mijn favoriete vesten draag ik al twintig jaar! Als een geliefd item kapot gaat, of verslijt, repareer ik het. Of ik vermaak het tot iets nieuws. En als het echt niet meer te dragen is, probeer ik er iets moois van de te maken voor mijn lappendeken of ik maak er Barbiekleertjes van.

Af en toe heb ik iets nieuws nodig. Basics, zoals een T-shirt, ondergoed of sokken, koop ik dan nieuw van biologisch katoen of bamboe. Soms lukt het ook wel om zoiets te scoren in een tweedehands kledingzaak of kringloopwinkel. Deze zomer vond ik een witte tuniek, donkergroen vest en tomaatrode bloes. Deze herfst een blauwe spijkerbroek met ingeweven stippen en een lijsterbesrood vest. Stuk voor stuk aanwinsten voor mijn garderobe, omdat ze lacunes opvulden en helemaal mijn kleuren hadden. Als ik ergens verliefd op ben, als mijn naam erop geschreven staat, dan gaat het met me mee naar huis. Bij tweedehandskleren krijg je geen herkansing.

De tweejaarlijkse kledingruil is het moment om te kijken of er misschien wat weg kan. Ons paradijsje heeft een beperkte opslagcapaciteit. Er is geen ruimte voor een grotere kast en er kunnen niet meer bakken in de berging. Als ik bij de kringloopwinkel iets meeneem waar ik verliefd op ben, moet er ook iets anders terug in de kringloop. Ik moet eerlijk zeggen dat dat steeds moeilijker wordt. Ik heb inmiddels weinig kleren meer waar ik niet blij van word. Bij elkaar is het best een hele berg. In overdrachtelijk zin dan. Je verwacht nu misschien een foto van een klerenzooi, maar die is er niet. Alles op een grote hoop gooien? Niks voor mij. Ik ga veel systematischer te werk. En ik heb ook geen zin om extra kreukels te maken die ik er weer uit moet strijken.

Minimalisten hebben een capsule wardrobe: elk seizoen een kleine selectie kleren die je eindeloos met elkaar kunt combineren. De meningen verschillen over hoeveel kledingstukken je capsule mag bevatten. Volgens Courtney Carver van Project 333 zijn het er 33. Ondergoed, sportkleding, pyjama’s en sokken tellen bij haar niet mee, maar juwelen, jassen en schoenen wel. Andere minimalisten houden het op 37 items, exclusief jassen en schoenen. Met grof timmermansoog gaan er dus drie dozijn kleren in een capsule. Tijd om mijn kleren te gaan tellen.

Als ik ondergoed, sokken, panty’s en leggings, nachtkleding, jassen en schoenen niet meereken, komt de teller op 155 stuks. (Als ik ze wel meetel – schrik niet – 328!) Met een beetje creatief boekhouden kom ik dan op gemiddeld 39 kledingstukken per seizoen. Dat klinkt best goed. Maar eigenlijk speel ik dan vals, want van half mei tot half oktober liggen er 130 dingen in mijn kast en van half oktober tot half mei zijn het er 96. Oei! Met bijna een gros kledingstukken, lijkt mijn kast meer op een magazijn, dan op een capsule.

Mandragora

Hij komt in bijna elk middeleeuws kruidenboek voor: de mandragora of alruin. Of misschien moet ik zeggen: ‘zij’, want de herbaria beschreven twee varianten en dit is het vrouwtje. De wortel van de plant werd eeuwenlang gebruikt als pijnstiller en anestheticum, bijvoorbeeld bij bevallingen.

Of hij ook echt in veel middeleeuwse kruidentuinen groeide, weet ik niet. Hij komt niet voor op de plantenlijst voor de kroondomeinen van Karel de Grote (de Capitulare de villis) en hij staat niet op de plattegrond van de kloostertuin van Sankt Gallen. Misschien durfden de monniken het niet aan om deze plant te kweken? Hij had namelijk nogal een reputatie. Als je de wortel wilde opgraven, begon hij ijselijk te gillen. En wie de gil hoorde, viel meteen dood neer! Gelukkig wisten de kruidenboeken wel een manier om hem veilig te oogsten. Deze afbeelding uit de Tacuinum sanitatis laat zien welke wrede oplossing ze hadden bedacht: Neem een hond, bind hem met een touw aan de mandragora, en lok de hond zodat hij de wortel uit de grond trekt.

Man gebruikt hond om mandragora te oogsten. Afbeelding uit de Tacuinum sanitatis, circa 1380-1399.
(Österreichischen Nationalbibliothek, Cod. Ser. n. 2644, fol. 40 recto.)

Als mediëvist en plantenliefhebster zou ik graag zelf mandragora kweken in mijn tuin. Maar ik vermoed dat het een veeleisende plant is. Ik heb de alruin nog nooit in het echt gezien. Als ik al in een hortus kom waar hij zou moeten groeien, dan vind ik steeds een leeg bed. De plant is niet opgekomen, of alweer verdwenen. Mijn ontwerp voor de lappendeken is dan ook gebaseerd op middeleeuwse afbeeldingen uit de Tacuinum sanitatis  en de Hortus sanitatis.

Houtsnede mandragora mannetje en vrouwtje
Mandragora mannetje en vrouwtje, combinatie van twee houtsneden uit Ortus sanitatis, gedrukt door Antoine Verard, Parijs circa 1513. (New York Academy of Medicine)

Mijn gevaarlijke vrouw zit nog veilig in de grond. De Tacuinum sanitatis inspireerde me tot een dwarsdoorsnede. De strepen van mijn linnen broek werden de aardlagen. Een stukje van een oude spijkerbroek werd de lucht. Het lijfje van het alruinvrouwtje maakte ik van een lapje voeringstof van de kringloopwinkel. De zelfkant met rafels dient als haren en haarwortels. Van de Hortus sanitatis leende ik de ietwat kuise houding. Maar laat je niet bedriegen door haar neergeslagen ogen. Zodra ze open gaan, heeft ze je in haar macht.

Mandragora, applicatie van synthetische stoffen op linnen en denim.

Meisjesdroom

In de jaren tachtig kostte een echte Barbiepop van Mattel wel 40 gulden. Sindy en Fleur waren iets iets goedkoper, maar kleertjes waren best betaalbaar. Daarvan had je in de speelgoedwinkel wel een plank vol. Ik heb zelf geen kinderen, maar ik hoor dat kinderen van tegenwoordig net zoveel poppen als kleertjes hebben.  Dat komt doordat de poppen goedkoper zijn geworden (ook van mindere kwaliteit, als je het mij vraagt) en doordat er niet zoveel keuze meer is aan kleding. Daarom maak ik nu Barbiekleertjes als cadeautjes voor mijn nichtjes en petekind. Hierbij een impressie van mijn werkjes van vorig jaar.

T-shirt en pantalon

Zelfgemaakte Barbiekleertjes: wollen pantalon en tricot T-shirt

Het model van het T-shirt heb ik nagemaakt van mijn oude Barbie Jeans (1988?). Dit exemplaar is van een stukje tricot van een versleten jurk van mezelf. Het was niet moeilijk om te maken en omdat de stof niet rafelt, was omzomen niet eens nodig. De broek is van een lap wol die ik overhield na het inkorten van een te lange winterbroek. Hij past zowel oude als nieuwe Barbies.

T-shirt en rokje

Zelfgemaakte Barbiekleertjes: ribfluwelen rokje en tricot T-shirt

Ook dit rokje is van een restje stof met elastiek in de taille. Het patroon heb ik zelf verzonnen en is  supersimpel. Het T-shirt is van een oude pyjamabroek met een opstrijkplaatje ter versiering.

Jurk

Dit lapje kreeg ik een keer cadeau van Sinterklaas, om mee te knutselen. Het patroon baseerde ik op een rok die een vriendin van mijn oudtante twintig jaar geleden maakte. Hij is versierd met kant-en-klare gehaakte band van katoen.

Spijkerjack

Zelfgemaakt Barbiekleertje: spijkerjack met strijkplaatje van zeemeermin

Dit patroon komt uit een Barbie tijdschrift (nr. 25, 1989). Het originele ontwerp was voor een zwart jack met een stoere tijger. Helaas kon ik alleen maar lieve plaatjes vinden. De jeansstof is van een versleten spijkerbroek die inmiddels is verknipt tot een hele reeks handwerkprojecten.

Vest

Zelfgemaakte Barbiekleertjes: wollen pantalon en gehaakt katoenen vest

Dit vest is gehaakt van twee kleuren biokatoen met meegehaakt glittergaren. Het patroon is heel simpel – het zijn allemaal rechthoeken – maar met een dubbele draad haken is niet heel gemakkelijk. Wil je het ook proberen? Download het patroon.

Onderjurk

Zelfgemaakt Barbiekleertje: strapless onderjurk

Deze onderjurk is ook al heel simpel. Ik maakte hem van een lapje voeringstof van de kringloopwinkel en gebruikte de rafelige zelfkant als onderrand. Het patroon is bijna vierkant: 14 cm lang, boven 14 cm breed en onder 15 cm. De bovenrand en de taille zijn tunnels waar een dun rond elastiek doorheen loopt.


Tips voor als je zelf aan de slag wilt.

De eerste kleertjes maakte ik op maat voor mijn oude Barbie. Dat bleek niet zo handig. Barbie heeft sinds de jaren tachtig een wat menselijker figuur gekregen. En kinderen zijn goudeerlijk, dus één van de meisjes riep toen ze het T-shirt uitprobeerde:  “Hij is te groot”. Na die blunder kocht ik bij een kringloopwinkel een nieuwer model Barbie. Ze heeft lelijk mintgroen haar, maar wel de juiste afmetingen. Sindsdien heb ik geen klachten meer gehad.

Ik bewaar altijd alle restjes stof omdat het wel weer van pas komt bij knutselwerkjes. Zo heb ik een blikje vol lintjes die ik uit truien, jurken en rokken heb geknipt, omdat ze vaak naar buitenkant hangen of in mijn nek kriebelen. Die komen nu mooi van pas.

Heb je zelf geen verzameling? Voor restjes wol en stof, knoopjes en lint kun je vaak bij de kringloopwinkel terecht.

Het ene lint is het andere niet. Er is goedkoop polyester lint te koop waarvan de patroontjes (lijnen of stippen) er in de wasmachine weer afgaan. Dit is bedoeld om cadeau’s mee in te pakken, niet om mee te naaien. Als je goedkoop goede kwaliteit lint wil, kijk dan begin januari bij de uitverkoop van kerstversieringen. Succes verzekerd!

Ook de kwaliteit van strijkplaatjes valt soms tegen. Als ze niet heel geweldig plakken, naai ze er dan op met een festonsteek.

Tot slot een foto van het eerste Barbiekledingstuk dat ik ooit maakte, meer dan dertig jaar geleden.

Heavy metal sewing

Een paar jaar geleden tipte mijn moeder mij op Facebook over een Fins kampioenschap heavy metal knitting. Nu hou ik van heavy metal, maar ik kan niet gitaarspelen en in breien ben ik ook geen ster. Ik doe liever aan heavy metal sewing. Letterlijk met zwaar metaal: mijn antieke Succes handnaaimachine. Toevallig was ik op het moment dat ze mij tipte ook bezig met een muzikaal handwerkproject. Mijn favoriete schoudertas was gemaakt van stevig canvas met een sierstofje op de voorkant. Die voorkant was na jaren trouwe dienst bij wandelingen, uitjes en concerten behoorlijk versleten. Daar moest ik iets mee.

In 2015 gingen mijn man en ik voor het eerst naar Roadburn, een underground festival met metal, progrock en psychedelische muziek. We kenden niet veel bands in de line-up, maar het was geweldig! Het bleek een fantastische manier om nieuwe artiesten te ontdekken en de sfeer was kei goed. Na afloop knipte ik de sluiting van het polsbandje voorzichtig los met een kniptang. Ik wist nog niet wat ik met het lint zou doen, maar ik wist wel dat ik het ergens voor wilde gebruiken. Een paar jaar lang spaarde ik de polsbandjes op, zonder concreet doel.

In 2019 kwam ik thuis van Roadburn met een hoofd vol nieuwe muziek, een versleten tas, een vijfde polsbandje en een plan: Versleten stofjes eraf, nieuwe lapjes en polsbandjes erop, dichtnaaien en ik heb een tas die me dagelijks herinnert aan heel wat fantastische uurtjes. Ik begon al enthousiast te tellen hoeveel keren ik nog naar Roadburn zou kunnen, voor ik op de achterkant verder zou moeten. Maar het lot besloot anders.

In 2020 was er geen Roadburn. De toegangskaartjes hingen al op het prikbord, we zouden beginnen met inluisteren en toen brak corona uit in Tilburg. Het festival werd afgelast. Dit jaar konden we gelukkig genieten van een online versie van het festival: Roadburn Redux. Niet hetzelfde, maar wel een kans om nieuwe muziek te ontdekken. In de livestreams was te zien dat de weinige artiesten die in 013 optraden een polsbandje hadden. Wij kijkers thuis moesten het helaas zonder doen. Tijdens de laatste avond Roadburn heb ik dan maar zelf een polsbandje gemaakt. Het op de tas naaien liet even op zich wachten, maar dat is nu ook klaar. Roadburn Redux 2021 – Homeburn – ik was erbij!

Spijkerbroekreparatie

Mijn spijkerbroek begon te verslijten, aan de binnenkant van de knieën. Dat komt door mijn loopje: ik zet de ene voet voor de andere en dan strijken ze blijkbaar wel eens langs elkaar. Nu is voorkomen natuurlijk beter dan genezen. Dus als ik echt heel duurzaam bezig wil zijn, moet ik leren lopen als een vent. Tja, dat heb ik er dan weer niet voor over. Dan maar repareren.

Er zijn online heel veel voorbeelden van reparaties te vinden: mooie opvallende reparaties die de broek versieren en uniek maken. Zoals die van Eirlys Penn en die van India Tresselt. En natuurlijk is er de Japanse techniek Sashiko. Na een paar uur voorbeelden bekijken, besloot ik uiteindelijk een andere techniek te gebruiken. Mijn broek had namelijk maar één klein gaatje. Op de meeste plekken waren de blauwe scheringdraden vooral heel dun geworden. Ik had nog een restje mooie stevige katoen, uit de lappenmand die ik heb geërfd van mijn schoonmoeder. Ik knipte de stof in een twee speelse vormen die de kale plekken bedekten. Die heb ik er gewoon met de hand opgenaaid met een dikke katoenen draad in een contrasterende kleur.

Eerder had ik dezelfde stof ook al gebruikt om de broek van mijn man te repareren. Die reparatie zit op een minder opvallende, maar wel spannende plek: in het kruis. Het is alleen zichtbaar als hij wijdbeens gaat zitten of bukt. Hij draagt hem gewoon naar zijn werk. Gek genoeg durft niemand er iets van te zeggen.