Het is altijd mijn droom geweest om zelf een lappendeken te maken. Maar ik begon er nooit aan. Waarom niet? Eerst was het omdat ik geen stof had en geen naaimachine. Maar dat waren smoezen. Want mijn moeder had een naaimachine en een doos vol oude lakens en dekbedovertrekken. En ik als ik haar gevraagd had, had ze me heus geholpen. Toen ik eenmaal op mezelf woonde en mijn eigen geld had, en een lapjesmarkt om de hoek, begon ik er nog steeds niet aan. Wat me tegenhield, wat me meestal tegenhoudt, is perfectionisme. De angst dat het eindresultaat niet beeldschoon wordt. Want dat verwacht ik blijkbaar van mezelf. Ik wil een echt kunstwerk scheppen. Gewoon iets moois maken, is blijkbaar niet goed genoeg. Bewuste zelfonderschatting gaat gepaard met onbewuste zelfoverschatting, las ik ooit. Daar lijkt me dit wel een voorbeeld van.
Maar nu heb ik iets bedacht waarmee ik mijn perfectionisme kan omzeilen. Mijn lappendeken heeft geen vooropgesteld plan. Het is geen quilt in een geometrisch patroon met een uitgekiend kleurenschema. Dat is ook niet mijn stijl. Nee, mijn patchwork wordt een verzameling lapjes in allerlei stijlen en kleuren. Het enige wat ik weet is de afmetingen: 150 bij 180 centimeter: 120 lapjes van 15 bij 15. Ik leg mezelf ook geen deadline op, geen 365 dagen project. Ik ga gewoon lekker nieuwe technieken uitproberen. En stukjes van dierbare versleten kleren opnemen.
In 2019 maakte ik het eerste lapje. Een geborduurd labyrint. Het was een hele klus. Het bleek nog niet zo makkelijk om ronde lijnen te borduren op een recht stramien. Ik moest best vaak weer een stuk uithalen en opnieuw beginnen, omdat de kromming niet mooi was. Het eindresultaat is nog steeds niet perfect, maar het bevalt me wel.