Hoe ontwerp je een tuin? Deel 2

In mijn jaren op de groene postzegel had ik me een beetje verdiept in Permacultuur, een set van twaalf principes waarmee je tuinen kunt ontwerpen die met de natuur meewerken in plaats van ertegen ingaan. Die kennis namen we mee naar onze nieuwe stek. Vergeleken met de postzegel, is onze huidige tuin heel groot. Maar ook een paradijstuin heeft grenzen. En dan heb ik het niet alleen over de afmetingen van het perceel. De bodemsoort, de directe omgeving en het lokale microklimaat beperken de mogelijkheden. En er zijn ook grenzen aan de hoeveelheid tijd en geld die je erin wilt steken. Het doel van Permacultuur is om een ecosysteem te ontwerpen dat zichzelf in stand houdt. Een tuin die met minimale ingrepen van de mens en met minimale schade aan de natuur toch een grote opbrengst oplevert. Wie wil dat nou niet?

Het eerste ontwerpprincipe van Permacultuur is Observeer en reageer. Doordat we al een paar seizoenen in het huis woonden voor we aan de tuin begonnen, wisten we hoe de zon er doorheen beweegt. Grofweg de helft ligt ’s zomers en in de herfst in de schaduw van de grote bomen. Je kunt dat zien als een hinderlijke beperking. Maar die bomen zorgen ook voor beschutting tegen wind en winterkou. En we houden van bomen, dus nemen we hun schaduw voor lief. Overigens heb ik in mijn drieënveertig jaar ook geleerd, dat de dingen die we als beperkingen zien, vaak juist iets zijn waarop we kunnen bouwen. Als de mogelijkheden onbegrensd zijn, zorgt dat vaak voor verlamming, doordat perfectionisme vrij spel krijgt. Als alles mogelijk is, wil je ook alles. Maar dat terzijde.

We hebben niet alle beperkingen geaccepteerd. Toen we het huis kochten, stond de achtertuin vol grote rododendrons en er was een coniferenhaag als erfafscheiding. We hadden die struiken kunnen laten staan, maar het zijn soorten die weinig bijdragen aan de biodiversiteit. Daarom besloten we eenmalig groots in te grijpen. Samen met de buurman hebben we een tuinbedrijf ingehuurd om de struiken er allemaal uit te halen. Het was wel een beetje een dilemma. Eigenlijk wil je geen graafmachine in je tuin. De zware machine drukt de grond in elkaar en dat is slecht voor de boomwortels en het bodemleven. Maar zoveel struiken met de hand rooien is dan weer slecht voor je rug.

Toen de tuin grotendeels leeg was, kon het ontwerpen beginnen. We begonnen met het opmeten van de achtertuin en het intekenen van de elementen die we niet konden verplaatsen. De achtertuin op het zuiden had al een terras bij het huis. Verder waren er een grote schuur, een gazon en een paar borders en vlak bij de schuur twee grote boomstronken.  Achterin de tuin was een wadi met uitzicht op de composthoop en schuren van de achterburen. Ik maakte een tekening op schaal met alle vaste elementen erin en legde die op een kopieerapparaat. Zo kon ik schetsen maken zonder de basis steeds opnieuw te hoeven tekenen.

De volgende stap was bedenken waar we behoefte aan hebben. In het voorjaar en najaar zitten we graag in de zon, daarvoor is het terras bij het huis ideaal. Maar we houden niet van hitte, daarom wilden we ook een terras achterin de tuin, onder de schaduw van de essen. Riemer wilde graag een gazonnetje. Ik wilde groenten, fruit en kruiden kweken. En om de plaatselijke fauna te helpen, moesten er natuurlijk veel bloeiende inheemse planten en een vijver komen. Dat betekende veel wensen voor de zonnige helft van de tuin.

Natuurlijk wilden we ook een composthoop. Want als je zelf compost kunt maken, waarom zou je dan betalen om je tuinafval te laten composteren en vervolgens ook weer om compost en potgrond te kopen? Composteren is een mooie illustratie van het Permacultuurprincipe Produceer geen afval, maak kringlopen. Nauw verbonden hiermee is het principe Vang energie en sla het op. Een voorbeeld daarvan is het opvangen van regenwater in een regenton. Wij kregen twee regentonnen bij ons nieuwe huis en namen ook onze oude ton mee. Daar zouden we vast een eind mee komen.

Tot zover de functionele benadering. Als je aan een paradijs denkt, dan heb je waarschijnlijk ook een esthetisch ideaal voor ogen. Als je een tuin wilt ontwerpen, moet je weten wat je stijl is. Ik hou van woest en wild. Ik droom van een eetbaar oerwoud. En wat ik heel spannend vind, dat zijn tuinen waarin je niet alles in één keer kunt overzien. Tuinen met kronkelpaadjes en verborgen hoekjes waarin je kunt verdwalen. En laat dat nou toevallig aansluiten op het Permacultuurprincipe Gebruik randen en waardeer de marge. Overgangsgebieden tussen verschillende landschappen en ecosystemen hebben vaak de rijkste biodiversiteit. Dat zie je in Nederland bijvoorbeeld bij bosranden: op de grens van bos en hei of bos en grasland. Om zoveel mogelijk rand te krijgen in verhouding tot de oppervlakte, gebruiken ontwerpers van Permacultuurtuinen veel kronkellijnen en spiralen. Zoiets had ik dus ook voor ogen. Ik wendde me tot de Perzische tuinen voor inspiratie. De chahar bagh zijn ommuurd en geometrisch van opzet. Vier paden verbeelden de vier paradijsrivieren en verdelen de tuin in quadranten. Een fontein in het midden symboliseert de bron van het water des levens. Een paradijstuin voor ons aardse paradijsje? Goed idee! Maar dan wel één waarin de paradijsrivieren meanderen.

Ontwerp voor de paradijstuin, 2018

Mijn eerste tekening van een kronkelige paradijstuin viel eigenlijk meteen in de smaak. Riemer deed een paar aanpassingen en toen kon het grote werk beginnen. Meer daarover meer in deel 3.

Over Permacultuur

Ik ben geen specialist op het gebied van Permacultuur. Als je meer wilt weten, volg dan de links naar de website van Permacultuur Magazine. Daar worden de twaalf principes goed uitgelegd. Ook vind je er veel interessante boeken, films en cursussen. Zelf begon ik met The Permaculture Way. Practical steps to create a self-sustaining world van Graham Bell.

Verder lezen

Over Permacultuur:

Over Perzische paradijstuinen:

Waarom liever geen rododendrons:

Zicht op de paradijstuin vanaf het balkon, juni 2019
Zicht op de paradijstuin vanaf het balkon, juni 2019