Mijn spijkerbroek begon te verslijten, aan de binnenkant van de knieën. Dat komt door mijn loopje: ik zet de ene voet voor de andere en dan strijken ze blijkbaar wel eens langs elkaar. Nu is voorkomen natuurlijk beter dan genezen. Dus als ik echt heel duurzaam bezig wil zijn, moet ik leren lopen als een vent. Tja, dat heb ik er dan weer niet voor over. Dan maar repareren.
Er zijn online heel veel voorbeelden van reparaties te vinden: mooie opvallende reparaties die de broek versieren en uniek maken. Zoals die van Eirlys Penn en die van India Tresselt. En natuurlijk is er de Japanse techniek Sashiko. Na een paar uur voorbeelden bekijken, besloot ik uiteindelijk een andere techniek te gebruiken. Mijn broek had namelijk maar één klein gaatje. Op de meeste plekken waren de blauwe scheringdraden vooral heel dun geworden. Ik had nog een restje mooie stevige katoen, uit de lappenmand die ik heb geërfd van mijn schoonmoeder. Ik knipte de stof in een twee speelse vormen die de kale plekken bedekten. Die heb ik er gewoon met de hand opgenaaid met een dikke katoenen draad in een contrasterende kleur.
Eerder had ik dezelfde stof ook al gebruikt om de broek van mijn man te repareren. Die reparatie zit op een minder opvallende, maar wel spannende plek: in het kruis. Het is alleen zichtbaar als hij wijdbeens gaat zitten of bukt. Hij draagt hem gewoon naar zijn werk. Gek genoeg durft niemand er iets van te zeggen.