Hoe ontwerp je een tuin? Deel 3

Toen het eerste ontwerp voor onze paradijstuin klaar was, kon het grote werk beginnen. Voor een deel bestond dat uit hard landscaping, zoals de Britten dat noemen: constructie van schuttingen, schuren en aanleg van terrassen, paden en vijvers. Daarbij probeerden we zoveel mogelijk tweedehands materialen te gebruiken. Het zal niemand verbazen dat één van de permacultuurprincipes luidt: Gebruik en waardeer hernieuwbare grondstoffen en diensten. De eerste grondstof waar je dan aan denkt, is natuurlijk hout. Een vriend moest zijn wilgen knotten en hield een berg takken over. En laten wij nou altijd gedroomd hebben van zo’n vlechtwand!

Een vlechtwand is gemakkelijk te maken. Wat je nodig hebt zijn korte stevige stokken om in de grond te steken en lange flexibele tenen om er tussendoor te weven. De tenen waarmee je gaat vlechten moeten redelijk dik zijn: het dunste uiteinde bij voorkeur zo dik als een duim je hebt zeker een lengte van twee meter nodig om ze goed te kunnen vlechten. Laat de tenen niet te lang liggen voor je gaat vlechten, want dan worden ze minder buigzaam. Ook de staande stokken moet je zorgvuldig kiezen. Sommige soorten schieten heel snel wortel. Met name wilg is berucht. Dan krijg je dus een levend vlechtwerk.

Vlechtwand met op de voorgrond een appelboom en vingerhoedskruid, op de achtergrond het gazon en het huis.
De vlechtwand, 2020

Als je graag een levende heg wilt, is er ook een andere techniek. Die leerde ik van de Britse tv-serie Edwardian Farm (bekijk het fragment van aflevering 3 ). De techniek heet pleaching of hedge laying. In een bestaande heg worden takken bijna doorgehakt en horizontaal gelegd en vervolgens in elkaar gevlochten of vastgepind. Doordat de takken net niet helemaal zijn doorgesneden, blijven ze in leven. De slapende knoppen lopen weer uit en maken verticale takken, waardoor je een heel dichte levende heg krijgt. Misschien gaan we die techniek een keer achterin onze tuin proberen.

Terug naar de hard landscaping. Stenen zijn niet echt hernieuwbaar, maar ze zijn wel vrijwel eindeloos herbruikbaar. Het schaduwterras en de paden legden we van oude stoeptegels en bakstenen waar andere mensen graag vanaf wilden. Doordat het een verzameling van allerlei verschillende soorten en maten was, kregen we vanzelf een speels, rustiek effect. Maar dat hoeft natuurlijk niet. Als je meer van een strakke vormgeving houdt, kun je ook een grote partij van dezelfde stenen kopen bij een handelaar in gebruikte bestrating.

Na de hard landscaping, komt natuurlijk de soft landscaping, oftewel de planten. Want zonder planten wordt het geen tuin. Als je, zoals wij, jaren hebt gedroomd van een grote tuin, dan heb je inmiddels een flinke verlanglijst vol bloemen en struiken. Je kunt naar een tuincentrum gaan, een paar karren vol laden en alles lukraak ergens planten. Maar net als mensen kunnen planten niet overal aarden. Als je een tuin wilt die met de natuurkrachten mee beweegt, in plaats van ertegen vecht, dan kun je beter een ecosysteem ontwerpen. En dat is één van de sterke punten van permacultuur. Ontwerp van patronen naar details luidt één van de principes.

De grote lijnen in permacultuur heten ‘sectoren’ en ‘zones’. Een sector is een natuurlijke regio: een gebied in de tuin dat onder invloed staat van een externe factor zoals de zon, of de wind. Het is belangrijk om die factoren mee te nemen in het ontwerp. Daarnaast delen permacultuurontwerpers de tuin op in zones rondom het centrum (het huis). De activiteiten die de meeste tijd en inspanning kosten, worden geplaatst in de zone het dichtst bij het centrum, de activiteiten die de minste inspanning kosten het verst er vandaan. Nu is ons paradijs een stuk groter dan een postzegel, maar niet zo groot dat afstanden een rol spelen. Onze tuin heeft wel zones: terras, gazon, groentetuin, fruitbosje, maar het was de zon die bepaalde wat waar moest komen.

Tent op het gazon in de paradijstuin
De kampeerzone

De tuin is dan wel weer zo groot dat het onmogelijk bleek om alle zones tegelijk aan te pakken. Gelukkig heeft permacultuur daarvoor ook een tip: Pas kleine en trage oplossingen toe. We leven in een cultuur waarin alles draait om groei, liefst exponentiële groei. Opbrengsten moeten niet alleen elk jaar toenemen we vinden ook dat ze meer moeten toenemen dan het jaar ervoor. Het is waar dat alles wat leeft groeit. Maar de mate van groei is in de natuur altijd afhankelijk van de beschikbare energie en grondstoffen. In onze cultuur gaat het precies andersom. Wij bepalen hoeveel we willen groeien en dan stoppen we er zoveel energie in als daarvoor nodig is. Maar onze energie is niet onbegrensd. Voor alles bestaat een optimale maat. Als we groei forceren krijgen we plofkippen en burn-outs. Trager is vaak beter. Van de beroemde Duitse houtvester Peter Wohlleben heb ik geleerd dat beuken in hun jeugd traag moeten groeien, in de schaduw van andere bomen. Zo worden ze het sterkst en gezondst. Dat zie ik ook in mijn eigen tuin. Alle vaste planten groeien de eerste twee jaar na de aanplant nauwelijks. Ze steken hun energie in het kweken van wortels, pas daarna lopen ze echt uit. Daarom gaan we die heg achterin voorlopig ook niet neerleggen. Laat de struiken eerst maar goed aarden.

Omdat de tuin te groot was om in één jaar te ontwikkelen, begonnen we met de zones het dichtst bij het huis: het gazon en de groentebedden. We plantten wel een paar fruitbomen en een heg in het schaduwgedeelte, maar verder lieten we de zorg daarvoor over aan de natuur. In het vertrouwen dat Moeder Natuur zelf zou zorgen voor pioniersoorten om de bodem vruchtbaarder te maken en te beschermen tegen erosie. Voor Riemer was dit een buitenkansje. Hij wilde altijd al weten wat er zou gebeuren als je een tuin helemaal met rust liet. Nou, daar kwamen we achter. In het eerste jaar kregen we heel veel vingerhoedskruid. Mooi! Daarna verschenen er brandnetels, maar ook allerlei soorten planten die ik helemaal niet kende. Wat ik daarvan leerde, vertel ik later in deze serie.

De paradijstuin gezien vanaf het balkon, 2020

Over Permacultuur

Permacultuur is bedacht in Australië in de jaren 70. Universitair docent Bill Mollison en zijn student David Holmgren wilden een positief alternatief ontwikkelen voor de destructieve landbouwmethoden die zij om zich heen zagen. In 1978 publiceerden ze hun boek Permaculture One. De ethische principes en ontwerpprincipes van permacultuur worden inmiddels over de hele wereld toegepast.

Ik ben geen specialist op het gebied van permacultuur. Als je meer wilt weten, volg dan de links naar de website van Permacultuur Magazine. Daar worden de twaalf principes goed uitgelegd.

Tips voor verdieping:

  • Interview met David Holmgren, medeoprichter van Permacultuur, Happen Films (2015).
  • Het verborgen leven van bomen van Peter Wohlleben (2016). Boek over het sociale leven van bomen, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.
  • Life within planetary boundaries dl 1. Zweedse documentaire met Engelse ondertiteling over het feit dat onze huidige voedselproductie op de lange termijn niet houdbaar is.
  • Edwardian Farm, een serie gemaakt voor en uitgezonden door de BBC, waarin historicus Ruth Goodman en archeologen Alex Langlands en Peter Ginn een jaar lang leven en werken op een boerderij zoals dat ging in de jaren 1901-1910.