Hoe ontwerp je een tuin? Deel 1

Als je een nieuw huis koopt, of verhuist naar een zo’n kale bestrate vlakte, en als je dan nog geld overhebt, dan kun je een tuinontwerp laten maken. Maar wij hebben het gewoon zelf gedaan.

Voor we ons huidige paradijsje kochten, woonden we negen jaar op een postzegel. De tuin was niet alleen klein, hij lag ook nog op het noordwesten aan een winderige kant van de stad. De vorige bewoners hadden de hele tuin betegeld en die tegels daarna ook nog eens meegenomen. Het enige groen dat wij aantroffen, waren twee smalle stroken met klimplanten langs de schuttingen. De bodem bestond uit circa 30 cm zand op een ondergrond van Groningse blauwe zeeklei. We hebben de hele tuin tot een halve meter diep omgespit om die twee lagen een beetje te mengen. En we maakten het volgende ontwerp:

Tuinontwerp voor de Groene Postzegel, 2009

De mogelijkheden van onze nog niet groene postzegel waren heel beperkt. Er moest een terras komen en een pad van de achterdeur naar de schuur en de poort. Veel planten willen in de zon, daarom kwam het terras noodgedwongen in de schaduw van het huis. Ook een vijver moet in de zon om de waterkwaliteit goed te houden. Behalve de zon was ook de grondsoort bepalend voor het ontwerp. Mediterrane kruiden zoals rozemarijn en tijm houden niet van natte voeten, dus die plantten we in potten. Munt, bieslook en citroenmelisse kunnen wel op de klei. Die plantten we in de volle grond. We kochten een appelboom en namen een zaailing van een vlier mee uit het bos. Van vrienden kregen we een mooie grote krulhazelaar, die we zo plaatsten dat hij het zicht op de containers wegnam.

Ondanks de beperkingen van de tuin en misschien ook dankzij de beperkingen, heb ik er wel leren tuinieren. Een belangrijke ontwerples kwam gek genoeg van de vorige bewoners. Hoewel ze dus maar een heel smal strookje hadden beplant, hadden ze dat wel heel goed gedaan. Er was namelijk het hele jaar rond iets om van te genieten. De klimop zorgde voor wintergroen. Daarna verscheen als eerste bloeier van het jaar de winterjasmijn met zijn gele bloemetjes. Vervolgens de uitbundiger kleuren van de clematis, trompetbloem en kamperfoelie. In de herfst kleurde een wingerd de schutting rood en als laatst bloeide de klimop. En als alles dan na midwinter in diepe rust was, maakte de kamperfoelie vaak toch alweer verse groene blaadjes.

Hier een impressie van de Groene Postzegel door de jaren heen:

Als je zo foto’s bekijkt, valt de groei in de vierde dimensie ook nog op een andere manier op: een tuin ontwikkelt zich natuurlijk ook door de jaren heen. Bij het ontwerpen moet je niet alleen nadenken over de jaarcyclus, maar ook over groei van je bomen en struiken op lange termijn.

Lessen die ik geleerd heb:

  • Kijk hoe de zon gedurende de dag en in de loop van het jaar door de tuin beweegt. Waar kunnen zonminnende planten groeien en waar is schaduw? Heb je plek voor een zonterras én een schaduwterras? Waar heb je het meest behoefte aan?
  • Kijk uit welke richting de wind meestal door de tuin waait. Zijn er beschutte plekjes waar jij en je planten al vroeg in het jaar van de zon kunnen genieten?
  • Onderzoek de grondsoort. De vruchtbaarheid, de zuurgraad en de mate waarin de grond vocht vasthoudt, bepalen welke planten er willen groeien. Wil je iets planten wat helemaal niet bij jouw grondsoort past? Kijk dan of je de bodem plaatselijk kunt verbeteren of kweek de plant in een pot met de juiste grondsoort.
  • Ontwerp in vier dimensies:  lengte, breedte, hoogte en tijd. Probeer het hele jaar rond bloeiende (inheemse) planten in je tuin te krijgen. Zo hebben insecten het hele jaar voedsel en heb jijzelf het hele jaar iets om van te genieten. Houd bij je ontwerp ook rekening met de omvang die je bomen en struiken op langere termijn krijgen.